Het besluit van het vast bureau van 19 mei 2021 betreffende gezamenlijk organogram van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn: vaststellen en het implementatieplan.
Een aantal bepalingen van de rechtspositieregeling van toepassing op het personeel van het woonzorgcentrum Rozenberg worden geactualiseerd:
Er is een gunstig advies van het managementteam van 24 augustus 2021.
Er is een protocol van akkoord van 20 september 2021 van het bijzonder onderhandelingscomité van de plaatselijke overheidsdiensten.
De termijn van de onderhandelingen werd in onderling akkoord beperkt zodat de rechtspositieregelingen tijdig goedgekeurd kunnen worden door het vast bureau.
niet van toepassing
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het laatst gewijzigd bij decreten van 16 juli 2021 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft versterking van de lokale democratie en tot aanpassing van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de delegatie van de bevoegdheid voor het ondertekenen van authentieke akten over onroerende verrichtingen betreft.
Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 maart 2021 houdende maatregelen ten gevolge van de pandemie veroorzaakt door COVID-19 en tot wijziging van de minimale voorwaarden voor de rechtspositieregeling van het personeel van de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de provincies.
Besluit van de Vlaamse regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft verloven en afwezigheden, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 maart 2021 houdende maatregelen ten gevolge van de pandemie veroorzaakt door COVID-19 en tot wijziging van de minimale voorwaarden voor de rechtspositieregeling van het personeel van de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de provincies.
Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 5 november 2020 betreffende reglement tot delegatie van bevoegdheden aan het vast bureau: (her-)vaststellen.
Besluit van het vast bureau van 16 december 2020 betreffende rechtspositieregeling voor het personeel van het woonzorgcentrum Rozenberg: vaststellen.
Besluit van het vast bureau van 19 mei 2021 betreffende gezamenlijk organogram van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Artikel 1
Artikel 2.12.2.1.2. van het besluit van het vast bureau van 16 december 2020 betreffende rechtspositieregeling voor het personeel van het woonzorgcentrum Rozenberg: vaststellen, wordt vervangen door wat volgt:
"De functionele loopbanen en de voorwaarden voor doorstroming naar de volgende salarisschalen zijn voor het niveau B:
Artikel 2
Afdeling 2.13.4. De bevorderingsvoorwaarden per niveau en per rang, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Artikel 2.13.4.1.1.
De voorwaarden voor bevordering naar of binnen niveau A zijn:
Artikel 2.13.4.1.2.
De voorwaarden voor bevordering naar of binnen niveau B zijn:
Artikel 2.13.4.1.3.
De voorwaarden voor bevordering naar of binnen niveau C zijn:
Artikel 2.13.4.1.4.
De voorwaarden voor bevordering naar of binnen niveau D zijn:
Artikel 4.1.1.1.8. van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
“Als er meerdere overtallige personeelsleden in aanmerking komen voor ambtshalve herplaatsing in een vacature gelden in volgorde de volgende criteria om de voorrang van de personeelsleden te bepalen:
Artikel 3
Artikel 6.1.1.1.3. van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Aan de volgende graden worden de salarisschalen en de functionele loopbanen, vermeld in afdeling 2.12.2. verbonden die overeenkomen met de ernaast vermelde lettercijfercode:
De uitgewerkte salarisschalen bevinden zich in bijlage I. In die salarisschalen zijn de extra jaarpremies, functiecomplementen of salarisbijslagen die na de datum van 1 januari 2008 door de federale overheid ingevoerd worden als onderdeel van het salaris voor sommige personeelscategorieën in de federaal gefinancierde gezondheidsinstellingen en die opgenomen zijn in de reglementering betreffende de financiering, niet geïncorporeerd. Die extra jaarpremies, functiecomplementen en salarisbijslagen worden toegekend aan de personeelscategorieën, onder de voorwaarden en aan de bedragen vastgesteld in de onderrichtingen van de financierende federale overheid.
Artikel 4
De kwalificatievereisten in de bijlage II Aanvullende aanwervingsvoorwaarden van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt:
“Kwalificatievereisten:
houder zijn van een masterdiploma of gelijkgesteld.
1. houder zijn van de beroepstitel van gegradueerd verpleegkundige;
2. beschikken over een diploma hoger onderwijs in de verpleegkunde (gegradueerde verpleegkundige, bachelor in de verpleegkunde, master in de verpleegkunde).
1. ofwel houder zijn van het diploma van bachelor in het sociaal-agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma;
2. ofwel houder zijn van het diploma van bachelor in de sociale gezondheidszorg, of een daarmee gelijkgesteld diploma.
De kandidaten met één van de volgende oude diploma’s van vóór de invoering van de bamastructuur komen ook in aanmerking:
1. het diploma van maatschappelijk assistent, zoals dat destijds is afgeleverd in het sociaal hoger onderwijs van het korte type (hokt) of het hoger onderwijs van één cyclus (ho1C) studiegebied sociaal agogisch werk, of de buitenlandse diploma’s die gelijkwaardig zijn verklaard met een diploma van maatschappelijk assistent;
2. het diploma van gegradueerde verpleger, gespecialiseerd in gemeenschapsgezondheid;
3. het diploma van sociale verpleegkunde met als titel gegradueerde in de sociale verpleegkunde, dat behoort tot het vroegere paramedisch hoger onderwijs van het korte type. Dat was een langer lopende opleiding met een specialisatie, gespreid over vier studiejaren.
1. ofwel in het bezit zijn van een diploma secundair onderwijs - uitgereikt in het algemeen secundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs of het technisch secundair onderwijs - of gelijkwaardig;
2. ofwel in het bezit zijn van een diploma secundair onderwijs - uitgereikt in het zevende specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs hetzij in de studierichting “kinderzorg”, hetzij in de studierichting “thuis- en bejaardenzorg” – of gelijkwaardig;
3. ofwel een certificaat (modulaire opleiding) of een getuigschrift (lineaire opleiding) van de opleiding “begeleider-animator voor bejaarden” behaald in het studiegebied “personenzorg” in het kader van het volwassenenonderwijs;
4. ofwel voor personeelsleden die voor 1 januari 2004 tewerkgesteld waren in een woonzorgcentrum in de functie van deskundige in de animatie en activatie, in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest van het door de minister erkend specifieke modulair vormingspakket van 96 uren.
1. ofwel in het bezit zijn van een diploma uitgereikt door een instelling voor hoger onderwijs in een afdeling van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of met beperkt leerplan;
2. ofwel in het bezit zijn van een diploma van een basisopleiding van één cyclus uitgereikt door een hogeschool conform de bepalingen van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;
3. ofwel vanaf het academiejaar 2004-2005 de graad van bachelor in vervanging van of samen met de graden uitgereikt in de basisopleidingen van één cyclus, vermeld in artikel 129, § 1, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, en op voorwaarde dat de opleidingen voorkomen in de omvormingslijst, vermeld in artikel 123 § 5, van voornoemde decreet.
1. houder van de beroepstitel van verpleegkundige;
2. beschikken over een brevet of diploma van de vierde graad van het secundair onderwijs in de verpleegkunde of van een brevet van aanvullend secundair beroepsonderwijs, afdeling verpleegkunde.
I. Vlaamse erkenningsnormen: in het algemeen komt in aanmerking, al wie beschikt over een van volgende studiebewijzen: houder zijn van een attest, brevet, getuigschrift, (deel)certificaat of diploma van het 2de of 3de jaar van de derde graad van het technisch secundair onderwijs of beroepssecundair onderwijs in een zorgrichting of pedagogische richting behaald via dagonderwijs, sociale promotie/volwassenenonderwijs of deeltijds onderwijs
Meer specifiek zijn het zeker de houders van een van de volgende diploma’s, brevetten, (deel)certificaten, studiegetuigschriften, kwalificatiebewijzen, enz.; determinerend is de benaming van de gevolgde opleiding dan wel de omschrijving van het studiebewijs:
1. alle personen die over een inschrijvingsbewijs beschikken van gezins- en/of bejaardenhelp(st)er of verzorgende, uitgereikt door het Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid; 2. de houders van een bekwaamheidsattest van gezins- en/of bejaardenhelp(st)er of polyvalent verzorgende, afgeleverd door een erkend opleidingscentrum voor polyvalent verzorgenden;
3. de houders van het certificaat verzorgende, polyvalent verzorgende/thuis- en bejaardenzorg of zorgkundige, behaald in het experimenteel (beroeps)secundair onderwijs volgens een modulair stelsel en in het volwassenenonderwijs;
4. gekwalificeerde verzorg(st)er residentiële- en thuishulp uit de derde graad beroepssecundair onderwijs, tweede jaar, afdeling logistieke hulp in het alternerend onderwijs;
5. de houders van het kwalificatiegetuigschrift van het (deeltijds) beroepssecundair onderwijs van minstens twee studiejaren van de afdelingen bejaardenhulp, familiale hulp en sanitaire hulp, afgeleverd voor 1 juli 2009;
6. de houders van het kwalificatiegetuigschrift van het (deeltijds) beroepssecundair onderwijs van minstens twee studiejaren van de afdeling verzorgende;
7. de houders van een studiegetuigschrift of kwalificatiegetuigschrift van het zesde leerjaar (of tweede leerjaar van de derde graad) van het (beroeps)secundair onderwijs, uitgereikt in de onderverdeling gezins- en/of sanitaire help, afgeleverd tot en met het schooljaar 1995;
8. de houders van een brevet van kinderverzorg(st)er of een studiegetuigschrift of kwalificatiegetuigschrift van het zesde leerjaar (of tweede leerjaar van de derde graad) van het (beroeps)secundair onderwijs, uitgereikt in de onderverdeling kinderverzorging, afgeleverd tot en met het schooljaar 1995;
9. de houders van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het (beroeps)secundair onderwijs, uitgereikt in de studierichting verzorging;
10. de houders van een diploma van het secundair onderwijs of studiegetuigschrift van het derde jaar van de derde graad van het (beroeps)secundair onderwijs, ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar of een modulair opleidingsprofiel, uitgereikt in de studierichtingen kinderzorg/begeleider in de kinderopvang of thuis- en bejaardenzorg;
11. de houders van een studie- of kwalificatiegetuigschrift, modulair certificaat of diploma van het zesde leerjaar (technisch) secundair onderwijs, of van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar (of derde leerjaar van de derde graad), uitgereikt in de studierichting bijzondere jeugdzorg, leefgroep(en)werking, leefgroep(en)werking -bijzondere jeugdzorg, jeugd- en gehandicaptenzorg;
12. de houders van een studiegetuigschrift of diploma van het buitengewoon secundair onderwijs afgeleverd tot en met het schooljaar 2008 uitgereikt in de studierichting personenzorg;
13. de houders van een getuigschrift organisatiehulp uit het tweede jaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs en organisatieassistentie na het specialisatiejaar, onderverdeling Personenzorg;
14. gebrevetteerde of gediplomeerde verpleegkundigen;
15. houders van het deelcertificaat van de module verpleegkundige basiszorg behaald in het experimenteel secundair onderwijs volgens een modulair stelsel;
16. geslaagden in het eerste jaar (of 60 studiepunten) verpleegkunde van het hoger onderwijs, of daarmee gelijkgestelden die via een assessment op basis van verworven competenties toegelaten worden tot het tweede jaar verpleegkunde;
17. houders van het getuigschrift of diploma van hoger secundair (technisch) onderwijs, uitgereikt in de studierichting verpleegaspirant(e) of gezondheids- en welzijnswetenschappen;
18. geslaagden in minimum een jaar opleiding tot ziekenhuisassistent(e), verpleegassistent(e), ziekenoppass(t)er en andere opleidingen van hetzelfde niveau of daarmee gelijkgesteld, van het secundair onderwijs, afgeleverd tot en met het schooljaar 1995;
19. geslaagden in minimum een jaar (of 60 studiepunten) opleiding tot vroedvrouw of vroedkundige in het hoger onderwijs;
20. gegradueerde in de opleiding gezinswetenschappen van het Centrum voor Gezinswetenschappen, sociaal hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie;
21. geslaagden in de vormingsleergangen voor opvoeders in dienstverband of vormingsleergangen voor sociaal pedagogisch werk (VSFW) (hoger secundair technisch onderwijs);
22. houders van het attest van animatieverantwoordelijke sociaal pedagogische vormingsleergangen voor opvoeders in dienstverband (VLOD) of vormingsleergangen voor sociaal-pedagogisch werk (VSPW);
23. houders van het certificaat, het diploma, het VLOD-attest of VSPW-attest van begeleider-animator voor bejaarden, alsook de geslaagden in het derde jaar van de derde graad van het technisch secundair onderwijs van animator in de ouderenzorg;
24. geslaagden na drie jaren of 180 studiepunten als assistent(e) in de psychologie of toegepaste psychologie in het hoger niet-universitair onderwijs;
25. geslaagden na drie jaren of 180 studiepunten als sociaal of maatschappelijk assistent(e) of sociaal of maatschappelijk werker in het hoger niet-universitair onderwijs;
26. geslaagden in minimum twee jaar of 120 studiepunten opleiding in de orthopedagogie in het hoger onderwijs;
27. geslaagden in minimum twee jaar opleiding of 120 studiepunten in de ergotherapie in het hoger onderwijs;
28. geslaagden in minimum twee jaar of 120 studiepunten opleiding in de arbeidstherapie in het hoger onderwijs;
29. geslaagden in minimum twee jaar of 120 studiepunten opleiding in de sociale readaptatiewetenschappen in het hoger onderwijs;
30. geslaagden in minimum twee jaar of 120 studiepunten opleiding in de kinesitherapie in het hoger onderwijs;
31. geslaagden in minimum twee jaar of 120 studiepunten opleiding in de logopedie of de logopedie en audiologie in het hoger onderwijs;
32. de houders van een studiebewijs nursing hostess afgeleverd voor 26 mei 1992;
33. geslaagden in de opleiding verzorging-onderhoud en bejaardenverzorgster ingericht door het Vormingscentrum Bassevelde tot en met de cyclus 1993-1995;
34. de houders van een getuigschrift van ziekendienster-bejaardenhulp en ziekendienster ingericht door het OCMW, voorheen C.O.O., te Hasselt afgeleverd voor 26 mei 1992;
35. de houders van een getuigschrift gasthuishelpster/gasthuishelper uitgereikt door het Hoger Instituut voor Verpleegkunde te Antwerpen afgeleverd tot en met het schooljaar 1970-1971;
36. de houders van een studiebewijs logistiek helper in de bejaardenzorg uitgereikt door de vzw Werkervaringsbedrijven (WEB), te Turnhout voor de opleidingscyclus 1993-1994;
37. in het bezit zijn van het brevet of diploma secundair onderwijs of studiegetuigschrift secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift of het getuigschrift van secundair onderwijs van : gezins- en sanitaire hulp, kinderverzorging, verpleegaspiranten, leefgroepwerking, gezins- en bejaardenhelpster, bijzondere jeugdzorg, personenzorg.
II. Federale financieringsnormen:
De leden van het verzorgingspersoneel moeten over ten minste één van de volgende bekwamingen beschikken: het brevet of diploma secundair onderwijs of studiegetuigschrift secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift of het getuigschrift van secundair onderwijs van : gezins- en sanitaire hulp, kinderverzorging, verpleegaspiranten, leefgroepwerking, gezins- en bejaardenhelpster, “aide familiale”, bijzondere jeugdzorg, personenzorg, “assistant(e) en gériatrie”, “éducation”, “moniteur de collectivités”, “auxiliaires polyvalentes des services à domicile et en collectivités” of “aide polyvalente de collectivités”.
Met verzorgingspersoneel worden gelijkgesteld de personen die geslaagd zijn in een opleiding die is erkend door de bevoegde overheid of in een opleiding die voorkomt op een lijst die wordt opgemaakt door de Federale Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. De lijst hiervan wordt door deze Minister aan de Dienst meegedeeld. Op hun verzoek ontvangen de leden van het verzorgingspersoneel van de Dienst een registratienummer ter attestering van hun bekwaming, op voorwaarde dat ze één van de voormelde bekwamingen bewijzen of de noodzakelijke bewijsstukken voorleggen.
1. houder van de beroepstitel van ergotherapeut;
2. houder zijn van een diploma dat een opleiding ergotherapie bekroont (bachelor in de ergotherapie), die overeenstemt met een opleiding van minstens drie jaar in het kader van een voltijds hoger onderwijs, dat beantwoordt aan de vereisten, bepaald in artikel 3 van het KB van 8 juli 1996 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van ergotherapeut en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties.
1. houder zijn van de beroepstitel van kinesitherapeut;
2. houder van een universitair diploma in de kinesitherapie of een diploma van hoger onderwijs van het lange type buiten de universiteit in kinesitherapie (licentiaat of master in de kinesitherapie);
3. indien behaald voor 1 november 2002, een diploma van kinesitherapie, na een opleiding van minstens 3 jaar in het voltijds hoger onderwijs (gegradueerde in de kinesitherapie).
1. houder zijn van de beroepstitel van gegradueerd verpleegkundige;
2. beschikken over een diploma hoger onderwijs in de verpleegkunde (gegradueerde verpleegkundige, bachelor in de verpleegkunde, master in de verpleegkunde).
brevet van verpleeg- of ziekenhuisassistent of van verpleger, uitgereikt hetzij door een door de Staat in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een van de gemeenschappen ingestelde examencommissie.
houder zijn van het diploma van hoger secundair technisch onderwijs of daarmee gelijkgesteld diploma in verband met de uit te oefenen taak (horecasector).
Voor aanwerving van logistiek assistenten komen in aanmerking personen die met vrucht een vormingsprogramma gevolgd hebben:
1. hetzij van minimaal 80 uren voor mensen met een vorming bepaald in artikel 2, § 4 van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12. van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen;
2. hetzij van minimaal 500 uren waarvan 250 uren theoretische en praktische vorming en 250 uren stage voor werkzoekenden met minimaal het diploma van lager secundair onderwijs;
3. hetzij van minimaal 500 uren voor werkzoekenden die met vrucht voor 1 juli 1997 dit vormingsprogramma gevolgd hebben;
4. hetzij van minimaal 500 uren waarvan 250 uren theoretische en praktische vorming en 250 uren stage voor jongeren die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht;
5. hetzij dat voorkomt in volgende lijst van opleidingen erkend door de Vlaamse Gemeenschap en bekrachtigd door een eindstudiebewijs:
° voor wat betreft het voltijds gewoon beroepssecundair onderwijs en opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs: organisatiehulp, organisatieassistentie of logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen;
° voor wat betreft de opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs: logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen;
° voor wat betreft het deeltijds beroepssecundair onderwijs: logistiek assistent in de ziekenhuizen, logistiek helper in de verzorgingsinstellingen en logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen;
° voor wat betreft het secundair onderwijs voor sociale promotie (secundair volwassenenonderwijs): logistiek assistent;
6. hetzij dat voorkomt in volgende lijst van opleidingen erkend door de Franse Gemeenschap en bekrachtigd door een eindstudiebewijs en/of een kwalificatiegetuigschrift:
° voor wat betreft het alternerend gewoon beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan en de vorm 4 van het gespecialiseerd secundair onderwijs: mannelijke of vrouwelijke gezins- en sanitaire hulpkracht (getuigschrift van onderwijs van het 6e jaar van het beroepsonderwijs en kwalificatiegetuigschrift);
° voor wat het alternerend beroepssecundair onderwijs en de vorm 3 van het gespecialiseerd secundair onderwijs: logistieke hulp in gemeenschappen (kwalificatiegetuigschrift);
° voor wat betreft het secundair onderwijs voor sociale promotie: logistiek assistent in verzorgingseenheden en/of spoeddiensten (getuigschrift) of polyvalente hulpkracht voor diensten thuis en aan gemeenschappen (kwalificatiegetuigschrift).”
Artikel 5
Dit besluit is van toepassing vanaf 1 oktober 2021.