Terug
Gepubliceerd op 14/11/2024

Besluit  gemeenteraad

do 07/11/2024 - 20:30

Belastingreglement op de tweede verblijven voor de aanslagjaren 2024 tot en met 2025: vaststellen

Aanwezig: Anne-Sophie Verschoore, schepen-voorzitter
Luc Derudder, burgemeester
Carine Geldhof, Jonas Van D'huynslager, Olivier De Marez, schepenen
Marleen Lefebre, Stijn Manhaeghe, Annelies Braeckevelt, Koen Vandenbroucke, Koen Castelein, Marijke Verbeke, Davy Verhulst, Nadine Dejonckheere, Dirk De Keyzer, Wim Behaeghe, Cyriel Seys, Marleen Martin-Debacker, raadsleden
Carl Vereecke, algemeen directeur
Verontschuldigd: Greet Desmet, Flore Vanluchene, raadsleden
aanleiding

Het decreet betreffende de vestiging, meer bepaald de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelasting, is met ingang vanaf 10 juni 2024 gewijzigd op bepaalde punten o.a. de elektronische werkwijze en  de uiterste indiening van een aangifte dient vermeld te worden in het belastingreglement.

De datum van uiterste indiening van aangifte dient expliciet vermeld te worden in het belastingreglement.

juridische overwegingen

De artikelen 41, 162 en 170, §4, van de Grondwet.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 mei 2024;

De wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken;

De omzendbrief BB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentelijke fiscaliteit;

feiten, context, argumentatie

De financiële toestand van de gemeente.

Deze belasting is ingegeven vanuit het gelijkheidsbeginsel, waarbij de uitgaven van de gemeente rechtvaardig en eerlijk gedragen worden door iedereen, ook door eigenaars van woningen en gebouwen, waar geen hoofdverblijfplaats is gevestigd, waardoor de gemeente zowel op het vlak van de aanvullende personenbelasting als op het vlak van de toekenningen uit het gemeentefonds inkomsten derft.

Het decreet betreffende de vestiging, meer bepaald de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelasting, is met ingang vanaf 10 juni 2024 gewijzigd op bepaalde punten o.a. de elektronische werkwijze en  de uiterste indiening van een aangifte dient vermeld te worden in het belastingreglement.

De datum van uiterste indiening van aangifte dient expliciet vermeld te worden in het belastingreglement.

Toelichting door de heer De Marez, schepen.

financiële impact

De ontvangst is voorzien in het meerjarenplan 2020-2025, actie 111, budgetrekening 0130-00/7377000.

amendement

niet van toepassing

tussenkomsten

De heer Verhulst, raadslid, de heer Van D'huynslager, schepen, en de heer Derudder, burgemeester.

Publieke stemming
Aanwezig: Anne-Sophie Verschoore, Luc Derudder, Carine Geldhof, Jonas Van D'huynslager, Olivier De Marez, Marleen Lefebre, Stijn Manhaeghe, Annelies Braeckevelt, Koen Vandenbroucke, Koen Castelein, Marijke Verbeke, Davy Verhulst, Nadine Dejonckheere, Dirk De Keyzer, Wim Behaeghe, Cyriel Seys, Marleen Martin-Debacker, Carl Vereecke
Voorstanders: Luc Derudder, Carine Geldhof, Jonas Van D'huynslager, Olivier De Marez, Anne-Sophie Verschoore, Nadine Dejonckheere, Dirk De Keyzer, Cyriel Seys, Marleen Martin-Debacker
Onthouders: Marleen Lefebre, Stijn Manhaeghe, Annelies Braeckevelt, Koen Vandenbroucke, Koen Castelein, Marijke Verbeke, Davy Verhulst, Wim Behaeghe
Resultaat: Met 9 stemmen voor, 8 onthoudingen
besluit

Artikel 1

Voor een termijn vanaf 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025 wordt een belasting geheven op de tweede verblijven.

Artikel 2

Als tweede verblijf wordt beschouwd: een woning, waar op 1 januari niemand is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente Oostrozebeke of waarvoor nog geen aanvraag tot inschrijving is ingediend én die effectief wordt gebruikt.

De aanwezigheid van voldoende meubilair en een leveringscontract voor elektriciteit en water worden als belangrijke indicaties weerhouden.

Als op het adres van zo een woongelegenheid niemand in de bevolkingsregisters of het wachtregister is ingeschreven, dan is er weerlegbaar vermoeden dat de eigenaar, huurder of gebruiker ze gebruikt als tweede verblijf.

Dit vermoeden kan met alle rechtsmiddelen weerlegd worden.  

De belasting is verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het aanslagjaar van het betreffende pand.

In geval meerdere personen mede-eigenaar zijn van het belaste tweede verblijf dan wordt de belasting op vraag van de belastingschuldigen uitgesplitst volgens hun wettelijk deel in de eigendom.

De belastingschuldigen zijn hoofdelijk en solidair aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

Artikel 3

De belasting wordt vastgesteld op een jaarlijks bedrag van 1 000,00 euro.

Artikel 4

De belasting is niet verschuldigd voor:

  • de lokalen uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit;
  • garages, tenten, verplaatsbare caravans, mobilhomes, kampeerauto's, woonaanhangwagens.

Artikel 5

De eigenaar van een tweede verblijf is verplicht jaarlijks bij het gemeentebestuur aangifte te doen, vóór 31 mei, van elk tweede verblijf dat hij in de gemeente bezit én dat effectief door hem gebruikt wordt op 1 januari van dat jaar, door middel van een formulier te bekomen bij de afdeling onthaal en bevolking van de gemeente.

Voor het jaar 2024 is de eigenaar van een tweede verblijf evenwel verplicht bij het gemeentebestuur aangifte te doen vóór 13 december, van elk tweede verblijf dat in de gemeente bezit én dat effectief door hem gebruikt wordt op 1 januari van dat jaar, door middel van een formulier te bekomen bij de afdeling burgerzaken van de gemeente. 

Artikel 6

Bij gebrek aan aangifte binnen de artikel 5 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingschuldige wordt de belasting ambtshalve ingekohierd.

Artikel 7

De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 8

§ 1.

De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag, een belastingverhoging of een administratieve geldboete, een bezwaarschrift indienen bij de bevoegde overheid, die handelt als administratieve overheid.

Het bezwaarschrift, vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. het wordt schriftelijk ingediend;
  2. het wordt ondertekend;
  3. het wordt gemotiveerd.

Het bezwaarschrift, vermeld in het eerste lid, wordt op straffe van verval ingediend binnen drie maanden vanaf de datum waarop de belastingplichtige het aanslagbiljet heeft ontvangen of vanaf de kennisgeving van de aanslag of de datum van de inning van de contantbelasting.

Het aanslagbiljet wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending van het aanslagbiljet.

Als het aanslagbiljet verzonden werd via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van zijn verzending.

Als het bestuur en de belastingplichtige hetzelfde informatiesysteem gebruiken om berichten elektronisch uit te wisselen, wordt het aanslagbiljet geacht ontvangen te zijn op het tijdstip waarop het aanslagbiljet toegankelijk wordt voor de belastingplichtige.

Het lokaal of provinciaal bestuur kan, met toepassing van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, de mogelijkheid aanbieden om bezwaarschriften via elektronische weg in te dienen.

De indiening van het bezwaarschrift via elektronische weg geldt als uitdrukkelijke instemming van de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger om berichten binnen de bezwaarprocedure via die elektronische weg uit te wisselen.

Als het bezwaarschrift, vermeld in het eerste lid, verzonden wordt via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van indiening van het bezwaar.

§ 2.

De bevoegde overheid of een personeelslid dat door de bevoegde overheid speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de bevoegde financiële ambtenaar.

Elk personeelslid dat door de bevoegde overheid wordt aangewezen, behoort inzake provinciebelastingen tot het personeel van de provincie en inzake gemeentebelastingen tot het personeel van het personeel van de gemeente of het personeel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat met toepassing van artikel 196, §2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur prestaties verricht voor de gemeente. De bevoegde financiële ambtenaar kan niet worden aangewezen.

§ 3.

Om de behandeling van het bezwaarschrift te verzekeren, beschikt de bevoegde overheid en elk personeelslid, vermeld in § 2, over de onderzoeksbevoegdheden, vermeld in artikel 6.

§ 4.

Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in het bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting.

In voorkomend geval deelt de bevoegde overheid of het personeelslid, vermeld in § 2, aan de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger de datum van de hoorzitting mee waarop het bezwaarschrift behandeld zal worden, evenals de dagen en uren waarop het dossier geraadpleegd zal kunnen worden.

Die mededeling moet ten minste vijftien kalenderdagen voor de dag van de hoorzitting plaatshebben.

De aanwezigheid op de hoorzitting moet door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger aan de bevoegde overheid of het personeelslid, vermeld in § 2, schriftelijk worden bevestigd ten minste zeven kalenderdagen vóór de dag van de hoorzitting.

De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger wordt gehoord door de bevoegde overheid, een lid van de bevoegde overheid of het personeelslid, vermeld in § 2.

De personen, vermeld in het tweede lid, ondertekenen het proces-verbaal van het verhoor.

§ 5.

De bevoegde overheid doet binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift, uitspraak op basis van een met redenen omklede beslissing.

Die termijn van zes maanden wordt met drie maanden verlengd als de betwiste aanslag ambtshalve werd gevestigd.

De bevoegde overheid kan bij zijn beslissing de betwiste belasting, belastingverhoging of administratieve geldboete niet vermeerderen.

De beslissing van de bevoegde overheid wordt met een aangetekende brief betekend aan de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger.

De bevoegde financiële ambtenaar wordt op de hoogte gebracht van de voormelde beslissing. De voormelde aangetekende brief vermeldt de instantie waarbij beroep kan worden ingesteld, en de ter zake geldende termijnen en vormen.

Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger ingestemd heeft met de elektronische uitwisseling van fiscale berichten, met toe- passing van paragraaf 1, vierde lid, is aan het voormelde vereiste van het aangetekend schrijven voldaan als bewijs geleverd kan worden van het tijdstip van de elektronische verzending.

De beslissing van de bevoegde overheid is onherroepelijk wanneer het beroep niet tijdig bij de bevoegde instantie is ingesteld. 

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.